Table of Contents
Hierbij stappen ze vaker naar opzij dan naar voren, zodat armen en benen meer kunnen steunen. Cruisen helpt bij het ontwikkelen van voldoende balans voor volledig zelfstandig lopen - waterbed prijs. Dit gebeurt meestal tussen de 10 en 15 maanden. Vanaf hun eerste stapjes duurt het nog een tijd voordat kinderen goed kunnen lopen
Het kind staat wijdbeens voor extra balans en loopt langzaam. Daarna leert het kind de hiel-naar-teen stap die hoort bij de zoolgang (plantigrade gait) van de volwassene. Een volwassen stap kenmerkt zich door het omhoog gaan van de vrije voet, waarbij de tenen omhoog wijzen, gevolgd door het raken van de andere teen met de grond, waarna die voet naar achter omhoog gaat met de hiel omhoog.
Bij een volwassen loop horen ook de armbewegingen: een tegengestelde zwaaibeweging van de armen. Bij een kind heeft het eerst een ‘high guard’ positie van de armen: de armen hoog gehouden en voor zich uit gestrekt. Dit is belangrijk voor de houding en balans. De armen zakken naarmate het kind beter kan lopen langzaam naar beneden.
In de rijpings- en cognitieve benaderingen wordt ervan uitgegaan dat gedrag een enkele oorzaak heeft, over het algemeen is dat het CZS. Reflexen spelen hierbij ook een rol, hoewel die per benadering een andere functie krijgen toebedeeld. McGraw beargumenteerde dat zelfstandig lopen afhing van 2 vaardigheden: het houden van balans bij het rechtop staan en het vermogen om het lichaam voort te bewegen door alternerend de benen te gebruiken.
McGraw ging ervan uit dat reflexen de ontwikkeling van locomotie in de weg staan en dat het verlies van de stapreflex (statische fase) het begin is van het inhiberen van de reflex. Hier is weinig bewijs voor. Volgens Forssberg bestuurt een hiërarchisch systeem de menselijke locomotie. CPG’s produceren complexe patronen van spierbeweging die nodig is voor lopen.
Forssberg stelt dat wanneer het stappen inactief wordt (de statische fase van McGraw) het CZS verder ontwikkelt waarna het kind een plantigrade patroon (hiel-voet) kan lopen. Zoals al eerder is besproken, is het de vraag dat CPG’s de timing en volgorde van locomotie echt kunnen regelen. In tegenstelling tot McGraw geloofden anderen dat reflexen juist nodig waren voor motorische controle (de bouwblokken).
Reflexen van een pasgeborene worden geïntegreerd in gecontroleerd gedrag door conditionering. De reflexen worden dus aangepast om vrijwillige bewegingen te krijgen. Zelazo suggereerde dat het oefenen van de stapreflex het begin betekent van vrijwillig wandelen. Hij ontdekte dat een stepreflex door training omgezet kon worden in een instrumentele (vrijwillige) respons.
Het manipuleren van de stapreflex resulteert ook niet in vervroegd zelfstandig lopen. Waarschijnlijk hangt dit moment ook samen met cognitieve beperkingen, zoals beter geheugen voor balans. Bij dit perspectief hoort Thelen. Die argumenteert dat lopen niet ontstaat door rijpingsprocessen zoals de inhibitie van reflexen, maar als een resultaat van zelforganisatie.
Hieronder staat vanuit een dynamisch perspectief beschreven hoe het kind leert kruipen en lopen. Onderzoek naar kruipen bij kinderen is schaars. Dit komt waarschijnlijk doordat er veel meer variatie in bestaat dan lopen en het slechts een paar maanden duurt, als een kind überhaupt al kruipt. In de dynamisch systeem visie dragen veel factoren bij aan ontwikkeling van gedrag.
Hij vond dat oriënteren in de ruimte (door het hoofd te draaien), reiken en schoppen bijdroegen aan de ontwikkeling van kruipen. Bij reiken komt namelijk ook het sturen van het lichaam kijken - waterbed op proef. Schoppen is nodig voor voorwaartse beweging (en dus kruipen). Adolph en collega’s vonden dat ook het lichaam van een kind de ontwikkeling van kruipen beïnvloedt: kleinere baby’s kropen eerder dan dikkere baby’s
Thelen onderzocht als een van de eersten de relatie tussen spontane beweging en loopontwikkeling. Door het gebruik van bewegende beelden onderzocht Thelen bewegingen in de benen van kinderen. Zij plaatste markeringspunten op de heup, knie en enkelgewrichten. Het schoppen van een kind kent een flexie fase en een uitstrek fase.
De gewrichten van 2 tot 4 weken oude kinderen hadden al een gecoördineerde relatie. Bij zeer jonge kinderen werd de flexie veroorzaakt door samentrekken of uitstrekken van spieren. Het strekken werd veroorzaakt door het ontspannen van de spieren: het been strekt dus uit ten gevolge van zwaartekracht. Ander onderzoek toont aan dat er een negatieve correlatie is tussen leeftijd en de tijd om een beent te strekken en te buigen (hoe ouder, hoe sneller).
Het schoppen van een jong kind lijkt sterk op loopgedrag bij een volwassen looppas. Dit suggereert dat zelf met jonge leeftijd kinderen al bewegingen produceren die later aangepast gaan worden. Net als het liggend schoppen is ook het staand schoppen onderzocht. Als kinderen de staprespons vertonen, lijkt dat op het schoppen in liggende positie.
Bij het schoppen van een kind bewegen heup, knie en enkel synchroon, maar bij het lopen bewegen ze juist niet synchroon maar in fase. Volgens de dynamisch systeembenadering leert een kind lopen door neurale rijping, een verandering van omgeving en andere biologische factoren. Het is de vraag hoe de sterk synchroon lopende gewrichten in de kindertijd gerelateerd zijn aan de gewrichten bij de volwassen looppas.
Tot 4 maanden lopen de gewrichten synchroon. Daarna volgt een proces van individualisering van de gewrichten: ze worden onafhankelijker van elkaar. Met 8 maanden zijn de gewrichten weer sterk aan elkaar verbonden. Om de relevantie van dit proces te beschrijven kan Bernsteins verandering in vrijheidsgraden gebruikt worden. Het schoppen van een kind is daarbij een situatie waarbij de vrijheidsgraden bevriezen: de gewrichten zijn sterk aan elkaar gekoppeld.
De relatie tussen de gewrichten van 1 ledemaat heet de intraledemaat coördinatie en is een aspect van loopontwikkeling. Net zo belangrijk is interledemaat coördinatie: om te lopen moet het kind leren de ledematen in fase te laten bewegen. Er is enig bewijs dat een pasgeboren kind al coördinatie heeft tussen de twee benen.
Ook Thelen heeft interledemaat coördinatie onderzocht. Die vond dat twee weken oude kinderen al alternerend konden schoppen in liggende en rechtop staande positie. Tussen de 1 en 5 maanden gingen kinderen echter over in unilateraal (eenzijdig) schoppen, en tussen de 4 en 6 maanden synchroon schoppen. waterbedden booischot. Het lijkt alsof het kind in de eerste zes maanden leert om de ledematen synchroon te laten bewegen
Coördinatie van de armen versus de benen is ook nodig: ook armen hebben een belangrijke rol bij het lopen, en zelfs al bij dingen als omrollen of kruipen. In de eerste maanden wordt de relatie tussen de gewrichten van arm en been aan dezelfde kant sterker. Volgens Thelen zijn er 2 voorwaarden die nodig zijn als een kind zelfstandig wil kunnen lopen.
De andere is spierkracht, met name voor de romp en de benen. Natuurlijk moet het kind ook motivatie hebben om te gaan lopen. Volgens de dynamisch systeem benadering is lopen een cyclisch gedrag. Het bestaat uit terugkerend, periodisch gedrag. De benen zijn gekoppeld aan elkaar in feite, omdat ze niet onafhankelijk van elkaar bewegen maar synchroon.
Table of Contents
Latest Posts
Bij Welke Klachten Helpt Een Waterbed? - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
De Beste Slaapsystemen Voor Fysieke Klachten - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
Philrouge Kopen - Veel Aanbiedingen Bij - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
Navigation
Latest Posts
Bij Welke Klachten Helpt Een Waterbed? - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
De Beste Slaapsystemen Voor Fysieke Klachten - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
Philrouge Kopen - Veel Aanbiedingen Bij - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be